Christine van den Brink

Dordrecht, Netherlands

God houdt van mij en zoekt mij op

God wil dat ik besta: Ik werd geboren in een gezin wat eigenlijk al compleet was. Ik was de ongevraagde, ongeplande, verrassende toegift. Nadat mijn ouders van de schrik waren bekomen, was ik wel welkom en hebben ze me naar hun vermogen verzorgd en opgevoed.

God wil dat ik Hem leer kennen: Hoewel mijn ouders beiden van huis uit een geloof hebben meegekregen, hadden ze niet veel gemeenschappelijk op dat gebied. Behalve het opgedreunde "Onze Vader" aan het begin van de maaltijd en het afgeraffelde "O Heer, wij danken u van harte" aan het einde ervan, was er weinig te zien, te horen of te merken van geloof of van een relatie met God. Wel werd er corrigerend gereageerd op vloeken, maar waarom dat niet mocht, werd er niet bij gezegd. Eén van mijn zussen nodigde mij uit om mee te gaan naar de zondagsschool, waar zij juf was. Uit verveling (de zondag was zoooo saai) ging ik mee en....... ik vond het leuk! Boeiende verhalen, knutselen, gezelligheid en muziek. Ik hield daarvan (en nog steeds overigens ;-)).

God geeft mij een thuis: Kleine meisjes worden groot en dus werd ik te oud voor de zondagsschool. Mijn moeder was inmiddels terechtgekomen bij een evangelische gemeente en ik was al gewend om vanuit zondagsschool daarheen te gaan om haar na de dienst op te halen. Het was een logische stap om in het vervolg met haar mee naar de dienst te gaan. Wilde ik God beter leren kennen? Nou, nee, daar ging het niet echt om. Maar elke keer dat ik het gebouw waar de samenkomsten van die gemeente werden gehouden, binnenkwam, werd ik hartelijk verwelkomd. Mensen waren blij me te zien, reageerden enthousiast, toonden belangstelling en gaven complimentjes. Mijn ziel dorstte naar gezien, gehoord en bemind worden en ik laafde me aan de warmte van de mensen in de gemeente. Hoewel ik wel in beeld was bij God, was Hij nog steeds niet erg in beeld bij mij..... 

God roept mij: Vanuit de evangelische gemeente werden in de zomervakanties tentevangelisatiecampagnes gehouden. Ergens in de stad werd een grote tent neergezet waar 's avonds bijeenkomsten en optredens plaatsvonden. Overdag werden mensen huis aan huis via flyers en enquetes en in de stad middels muziek, drama en korte preekjes uitgenodigd voor die bijeenkomsten. Ik was hele dagen aanwezig en deed overal aan mee, vooral om de plek die ik had vervorwen als zeer gewaardeerd lid van de gemeente, niet kwijt te raken. Ik hoorde erbij en dat was voor mij heel belangrijk, omdat ik dat op andere plekken niet ervoer. Elke avond aan het einde van de bijeenkomst deed de voorganger een oproep aan de bezoekers: "Wie wil er bij Jezus horen?". Elke keer dat er zo'n oproep klonk, zat ik, inmiddels 12 jaar, te twijfelen. Wilde ik bij Jezus horen? Ik vond dat best eng, want waar begon ik aan als ik "ja" zei, wat waren de consequenties? Ik wist wat ik had, niet wat ik zou krijgen; zou dat beter zijn? Ik vond het aan de andere kant ook vreselijk om Jezus en misschien nog wel meer, de voorganger teleur te stellen. Temidden van mijn worsteling werd de keuze mij uit handen genomen, mijn hand werd opgetild en omhoog getrokken. (Even voor de duidelijkheid: Het was geen mens die mij bij de hand nam.) Nog voordat ik het in de gaten had, hoorde ik de voorganger zeggen: "Dank je wel, ik heb je hand gezien." O help, wat nu?

God verovert mij: Ik was dus christen geworden. En ik deed gehoorzaam alles wat van een christen verwacht werd: dopen, bijbel lezen, bidden, naar de kerk gaan, helpen. Want als ik dan toch christen was, dan wilde ik wel een goede christen zijn. Ik wilde niet langer alleen dat mensen blij met mij waren en me graag zagen, maar ook dat ik Gods favoriete kind was. Ik vervulde dus trouw alle plichten die aan het christen-zijn gebonden waren en meer. Niemand die ik tot last was of die klachten over mij had. Ik was een prima leerling op school, oefende elke dag voor gitaarles les, verzuimde nooit een korfbaltraining of -wedstrijd. Een braaf meisje, alleen af en toe een beetje te bijdehand in de ogen van haar moeder. Op die manier, middels goede prestaties, probeerde ik me te verzekeren van Gods waardering voor mij en ook van die van mensen. Het duurde zo'n jaar of 8, ik was inmiddels student en woonde op kamers, voordat het licht aanging in mijn leven. Ik kwam tot de ontdekking dat ik Gods werk aan het doen was in plaats van het mijne. Ik probeerde mijn plekje in Zijn Koninkrijg veilig te stellen, terwijl Hij dat al lang gedaan had. Ik hoefde niet voor Hem te werken om Hem blij te maken, Hij was al blij met mij en wilde door mij heen werken. Dit was een enorme bevrijding van angst om te falen en angst om te verliezen en kwijt te raken. Ik was niet langer een slavin van God en van mensen, ik werd een vriend van Jezus, omdat Hij mij vriend noemde.

God vormt mij: Tot dan toe was mijn leven redelijk op rolletjes verlopen. Ik kende geen armoede of gebrek. Ik was gezond. Mijn schoolloopbaan verliep zonder haperingen. Twee weken nadat ik gediplomeerd Maatschappelijk Werker was, begon ik aan mijn eerste baan, een half jaar later had ik woonruimte gekregen in de buurt van mijn werkplek, weer een half jaar later ging ik trouwen en nogmaals een half jaar later vonden we samen een nieuw kerkelijk thuis. 23 jaar en helemaal gesetteld. Ik had wel even tijd nodig om al die grote veranderingen in mijn leven te verwerken, maar ik was toch zeer tevreden met wat ik allemaal bereikt had en hoe mijn leven eruit zag: huis, werken, sporten, kerk, familie en vrienden. Wat wil je nog meer? Ik hoefde niets meer, ik was tevreden. God echter was dat niet. Hij had een ander plan. Zoals ik stap voor stap gestegen was op de maatschappelijke ladder, zo werd ik ook stap voor stap, in een periode van ruim 10 jaar, teleurgesteld in wat ik had. Ten eerste werd mijn man ziek en arbeidsongeschikt. Hij had veel zorg nodig en kon in bepaalde periodes er niet voor mij zijn. Ik kon niet op hem terugvallen. Pijler 1 in mijn leven werd omgezaagd. Daarna kreeg de kerkelijke gemeente een nieuwe predikant waar ik geen klik mee had. Ik verloor het plezier in naar de kerk gaan en ik kwam thuis zonder dat ik het idee had iets geleerd te hebben of versterkt te zijn in mijn geloof. Pijler 2 in mijn leven werd omgezaagd. Vervolgens viel een nieuwe baan enorm tegen, ik kon er mijn ei niet in kwijt en haalde er geen voldoening uit, maar was intussen wel kostwinner en de crisis had zijn intrede gedaan, dus zomaar een vaste baan opgeven voor een onzekere toekomst, leek niet zo verstandig. Het werk had lange tijd de pittige thuissituatie gecompenseerd, maar nu was ook het werk pittig. Pijler 3 in mijn leven werd omgezaagd. Alles waar ik zekerheid  en geborgenheid aan ontleende, viel stuk voor stuk weg. Intussen hadden we ook nog te maken met lijden in familie- en vriendenkring waaronder ziekte en relatieproblemen. Ik heb op een gegeven moment uitgeroepen: "God, wat wilt U nou? Wilt U mij kapot hebben of zo? Nou, nog even en dan is het zover hoor!" Heel lang kon ik geloven dat God wel een bedoeling met alles zou hebben, maar op het laatst was ik boos op God, niet alleen vanwege het lijden op zich, maar ook omdat ik het oneerlijk en onrechtvaardig vond dat juist mij dat lijden trof. Gods antwoord op mijn klacht? "Nee, Ik wil je niet kapot hebben, Ik wil je alleen maar dichtbij Mij hebben." Ik was tot dan toe bereid geweest om samen met God een team te vormen, om zij aan zij onze taken te vervullen in het leven, om samen te werken om bepaalde resultaten of doelen te behalen, maar ik wilde wel op eigen benen staan en niet op Hem leunen. Hij mocht mijn vriend zijn, maar niet mijn vader. Hij had mijn verstand, mijn tijd, mijn geld, mijn contacten, mijn bezit en mijn energie gekregen, maar niet mijn hart. Door alles waar ik mij aan vasthield van mij weg te nemen totdat er niets anders over bleef dan Hij alleen, leerde Hij mij mijn zekerheid en geborgenheid alleen in Hem te zoeken en te vinden. Mijn genade is genoeg voor jou, zo bewees Hij mij.

En nu? Ik ben inmiddels 40 (!!). Ik ben zowel bij mijn man, als bij mijn werkgever, als bij mijn kerkelijke gemeente gebleven in de voorgaande moeilijke periode. En nu, na een aantal magere jaren, beleven we een aantal vette jaren. Mijn man is in zoverre hersteld, dat hij weer een gelijkwaardige partner van en voor mij kan zijn. Ik heb ook weer werk gekregen dat beter bij mij aansluit. En de huidige predikant is een zegen voor de ontwikkeling van de kerk en voor de ontwikkeling van mijn geloof. Ik ben door het vuur gelouterd. Ik zie steeds scherper waar het op aan komt in het leven. Ik leer steeds meer wat "God houdt van jou" betekent en ik kan het ook steeds sterker ervaren. En daar waar ik vroeger bang was mijn plekje bij God te verliezen als er nieuwe kinderen van God geboren werden, deel ik nu mijn verhaal over Gods liefde met jou, in de hoop dat jij mijn broer of zus zult zijn of worden. Veel liefs van Hem en van mij!

 

 

— Read more —
Contact me Learn more about Jesus

Similar stories